Verschil Spaans in Spanje en Latijns-Amerika
Met het “Castellano”, het Spaans dat in Spanje wordt gesproken, kun je zonder problemen goed terecht in Latijns-Amerika. De kleine verschillen die er zijn zetten we even voor je op een rijtje.
Langzamer a.u.b.!
Het Spaans in Latijns-Amerika is over het algemeen minder snel gesproken dan het Spaans in Spanje. Waar je dus in Spanje vaker terug zult moeten vallen op de zin “Más despacio, por favor” (langzamer s.v.p.) zal dit in Latijns-Ameriika weer meevallen.
Gebruik van “U” enkelvoud en meervoud
In Spanje gebruiken we “tú” (jij) en “vosotros” (jullie) in (informele) situaties waar we de mensen goed kennen en er een vertrouwensrelatie is. Daarnaast gebruiken we “Usted” (U) en “Ustedes” (U meervoud) in (formele) situaties om mensen die we niet (goed) kennen en ouderen respectvol aan te spreken. In Latijns-Amerika gebruikt men altijd de formele vormen “Usted” en “Ustedes”.
Gebruik van “Vos” (Voseo)
Een ander verschil is het gebruik van “Vos” in plaats van “tú” in Latijns-Amerikaanse landen. In Spanje is de vorm “Vos” echter volledig verouderd.
Afwijkend vocabulaire
Leer de volgende Spaanse woorden. De Spaanse woorden staan vet gedrukt met daarachter de Latijns-Amerikaanse variant. De werkwoorden van deze woordenlijst zijn uitgelicht.
1 EL (TELÉFONO) MÓVIL– EL CELULAR
2 EL ORDENADOR – LA COMPUTADORA/A
3 EL PISO O APARTAMENTO – EL DEPARTAMENTO O APARTAMENTO
4 EL (AUTO)BÚS – EL CAMIÓN / LA GUAGUA / EL COLECTIVO
5 EL LAVAVO – EL LAVAMANOS / EL LAVATORIO
6 LA PISCINA – LA PILETA
7 EL COCHE – EL CARRO / EL AUTO
8 CONDUCIR – MANEJAR (regelmatig werkwoord: manejo, manejas, maneja…)
9 EL BILLETE – EL BOLETO
10 LAS GAFAS – LOS ANTEOJOS / LAS LENTES
11 BONITO – LINDO
12 COGER – AGARRAR / TOMAR (regelmatig werkwoorden: tomo, tomas, toma…)
Let op! Het Spaanse werkwoord “Coger” (pakken, nemen, grijpen”) dat wij in Spanje gebruiken om bijvoorbeeld de bus of iets uit de koelkast te “nemen/pakken” heeft in Latijns-Amerika een andere (seksuele) connotatie en wordt daar gebruikt voor geslachtsgemeenschap hebben!

Foto: https://elblogdeidiomas.es/
13 DARSE PRISA – APURARSE
14 TIRAR / ECHAR – BOTAR (regelmatig werkwoorden: boto, botas, bota…)
15 EL CAMARERO – EL MOZO / EL MESERO
16 LOS CALCETINES – LAS MEDIAS
17 LA AMERICANA (ROPA) – EL SACO
18 EL FRIGORÍFICO / LA NEVERA – LA HELADERA / EL/LA REFRIGERADOR(A)
19 EL DINERO – LA PLATA
20 PONERSE DE PIE– PARARSE
21 LA CHAQUETA – LA CHAMARRA
22 LA PATATA – LA PAPA
23 LA FRESA – LA FRUTILLA
24 LA CARTERA – LA BILLETERA
25 EL SUELO – EL PISO
26 ENFADARSE – ENOJARSE
27 ECHAR DE MENOS – EXTRAÑAR (regelmatig werkwoorden: extraño, extrañas, extraña…)
28 QUITARSE (ALGO) – SACARSE
29 APARCAR – ESTACIONAR
30 AQUÍ – ACÁ
31 TARDAR – DEMORARSE
32 LA TIENDA DE CAMPAÑA – LA CARPA
33 LA GRIPE – LA GRIPA
Bron (aangepast) : https://elblogdeidiomas.es/diferencias-entre-el-espanol-de-espana-y-el-de-latinoamerica/
Dive straight into the feedback!Login below and you can start commenting using your own user instantly